NDVN – Joop Gorel, KIA Korea 1952

De Nederlandse deelname aan de oorlog in Korea duurde van 1950 tot de wapenstilstand in 1953 en tot 1954 blijven er Nederlanders in Korea. In die periode dienen iets minder dan 4000 militairen bij de landmachteenheid (het Regiment van Heutsz). Van deze groep dienden een kleine 3000 mannen ook daadwerkelijk aan het front. De anderen hebben taken achter de frontlinie. Daarnaast was er ook nog de deelname van de Marine met verschillende schepen. Aan boord van die verschillende schepen dienden ook nog eens 1360 mannen. Van deze groep van meer dan 5000 mensen kwamen er 125 om, waaronder 4 vermisten. Van deze 125 kwamen er 112 om in de strijd (Killed in Action, afgekort als KIA, zoals de Amerikanen met wie ze dienen dat noemen) en de anderen door ongevallen of ziekte.

Foto van Gorel via de website oorlogsdoden Ginkelland

Jacobus Willem (Joop) Gorel was één van de 112 mannen die omkwamen in de strijd. Geboren in 1926 in Noord Deurningen is hij de jongste van vier kinderen, 2 oudere broers en een zus. Tijdens de oorlog werkte hij in een Duitse textielfabriek (arbeidsinzet via de Duitse bezetter). In diezelfde oorlogsperiode zal zijn oudste broek Hendrik in 1943 omkomen aan het Oostfront, vechtend voor de Duitsers. Na de oorlog gaat Joop naar Indië en dient hij bij de Aan en Afvoertroepen (AAT), later meldt hij zicht als vrijwilliger voor dienst in Korea. Eind mei 1952 vertrekt hij met het 10e aanvullingsdetachement (AD) op een Amerikaans schip met de naam USS General Leroy Eltinge (T-AP-154) naar Korea.

De mannen in de eenheid rouleren en de vrijwilligers doen een jaar dienst in Korea. Daarna worden ze afgelost en gaan ze weer naar huis. Een klein groep zal zelfs meerdere keren naar Korea gaan. De troepensterkte loopt uiteen van onder de 700 in het begin tot boven de 1000 eind 1953. Het vinden van vrijwilligers blijkt lastig. Er zijn diverse redenen om te gaan. Niet kunnen wennen in de burgermaatschappij na dienst in Indië of de relatief goede betaling maar daarnaast is het voor velen een kans om beroepsmilitair te worden. Na Indië is er een overschot aan militairen beschikbaar en is er maar een relatief kleine groep nodig als beroepsmilitairen in vredestijd in Nederland. Dienst in Korea lijkt een praktische garantie om beroeps te kunnen worden. Daarnaast blijkt het, onofficieel, ook een mogelijkheid voor Nederlanders die in de oorlog met de Duitsers meegewerkt hebben om zich te rehabiliteren.

Wat de overwegingen van Gorel geweest zijn is niet te achterhalen maar de zekerheid van het militaire bestaan in de moeilijke na oorlogse tijden kan een overweging geweest zijn. Ook over zijn tijd in Korea is geen specifieke informatie maar door de goede beschrijvingen in de diverse bronnen is wel een beeld te schetsen van de locatie en de omstandigheden waarin hij vocht en uiteindelijk omgekomen is. Met name het dagboek van Cor Smith is behulpzaam omdat deze met hetzelfde AD naar Korea gaat en zowel Gorel als Fama kent.

De eerste Nederlanders komen eind 1950 in Korea aan. Het NDVN wordt ondergebracht bij het Amerikaanse 38e Infanterie Regiment dat weer onderdeel is van de 2e Infanterie Divisie, te herkennen aan het stoffen embleem met een indiaan. Daarom ook wel de Indianhead divisie genoemd.

De eerste lichting maakt de meest hevige strijd mee in 1951 waarbij een relatief grote groep Nederlanders sneuvelt als het kampement overlopen wordt door de vijand.  Onder de slachtoffers is de eerste commandant van het NDVN, Luitenant-Kolonel Den Ouden en ook de dominee, Timens. De strijd is in die tijd hevig en de fronten bewegen snel.

Tegen de tijd dat Gorel aankomt op 6 juli 1952 bevindt de oorlog zich in wat de derde fase genoemd wordt. Beide kanten hebben zich ingegraven op relatief vaste posities met voorposten in het niemandsland over een breed front. De Nederlanders opereren in een gebied boven de 38e breedtegraad, dus in het Noordelijke deel van Korea wat op dat moment de Iron Triangle genoemd wordt. Een gebied in de vorm van een driehoek die bestaat uit drie Koreaanse steden. De oorlog bestaan vooral uit intensief patrouilleren met als doel om te voorkomen dat de vijand in beweging komt of om dat in ieder geval vroegtijdig op te merken.

In de periode dat Gorel aankomt met het 10e aanvullings detachement ligt de eenheid in reserve en kan de aanvulling trainen en aansluiten bij de rest voordat ze naar het front gaan eind augustus. Luitenant-Kolonel Schilperoord neemt in diezelfde tijd het commando over van zijn voorganger. De Noord Koreanen en Chinezen met wie ze samenwerken gaan zelf ook over tot intensief patrouilleren wat regelmatig tot confrontaties leidt en ook tot slachtoffers aan beide kanten. Overste Schilperoord voert daarom ook een nieuwe vorm van patrouilleren in die naast de hoofdpatrouille ook een ondersteuningspatrouille kent. De ondersteuning loopt op enige afstand van de hoofdpatrouille mee en bij een confrontatie kan het ondersteunen maar ook voorkomt deze werkwijze dat de hoofdpatrouille gemakkelijk geflankeerd kan worden.

Kaart 21 uit het boek van Schaafsma dat de locatie laat zien in 1952

Chorwon is één van de drie steden van de Iron Triangle en het vak dat de Nederlanders moeten verdedigen in september/oktober 1952 ligt in die omgeving. De Noord Koreanen en Chinezen zijn goed ingegraven in de nabijgelegen heuvels. Het gaat om T-Bone en 200 (zie ook de kaart). De voorposten die de Nederlanders overnemen heten Arsenal, Ernie, Yoke en Uncle. Met name Arsenal ligt op zeer korte afstand van heuvel 200. Het gevaar van aanvallen is constant aanwezig dus zowel overdag als in de nacht worden de voorposten bemand en bewaakt. Er wordt ook vaak patrouille gelopen, in totaal worden er per etmaal wel 6 patrouilles uitgestuurd om te voorkomen dat de Chinezen de voorposten onverwacht kunnen aanvallen.

Een citaat uit het boek van Mus en Smith over een patrouille waar ook Gorel deel van uitmaakt:

Maandag 29 September 1952

“Vanavond naar de S2 geweest. We moeten met 10 man een poging doen, om bij Hill 200 krijgsgevangen te maken! De patrouille staat onder het bevel van Kpl Ruhulessin. Smith blijft op Yoke met een stand-by groep. Bij ons groepje zitten 5 man van het peloton van Lt. Aalders. De BAR is goed nagekeken en ik heb 7 extra magazijnen meegenomen! De radio wordt gedragen door Sld Stenissen. Links van Hill 200 zal kapitein Spier met 10 man ook een aanval doen naar de top van de 200. Onze groep moet vuur uitlokken, zodat zij misschien ongemerkt naar boven kunnen. Wij moeten gedekt het terrein oversteken, maar de maan schijnt hinderlijk helder. Vlak voor de 200 stoten we op een Chinese luisterpost, die zich snel terugtrekt. De artillerie legt een behoorlijk spervuur op de 200 met ook veel fosfor. Het geschreeuw en gekerm van de getroffen Chinezen is bijna niet aan te horen, erg, erg! De Chinezen vallen ons onder luid geschreeuw onmiddellijk frontaal aan. We schieten direct terug met alles wat we hebben.

Doordat wij liggen en zij lopend op ons afkomen, vallen er veel neer door ons automatisch vuur. Maar ook bij ons vliegen de kogels om de oren en niet zo zuinig ook! Een mortiergranaat van ons valt pardoes op een Chinese mitrailleurstelling en met onze BAR schieten wij een zware mitrailleur van hun aan diggelen. Na enige tijd schieten zij niet meer, maar we horen ze dichterbij sluipen. We beginnen hem aardig te knijpen. Om 20.30 uur moeten we ons terugtrekken op Yoke, maar pas rond 21.30uur durven we ons langzaam terug te laten vallen. De Chinezen zitten ons op de nek en door met de wapens om ons heen te slaan kunnen we weg komen. De radio is op de rug van Stenissen aan gort geschoten, dus die hebben wij dan maar achtergelaten. We zaten zo’n 40 meter van hun stelling af maar je kon ze duidelijk horen praten! We waren nu helemaal door hen ingesloten toen we plotseling een hevig geschreeuw hoorden. Twee Chinezen waren per ongeluk op elkaar gestoten. Dit gaf ons kans goed te hergroeperen. De laatste minuten werd er niet meer geschoten op ons! Maar nu komt het mooiste nog! Links van ons zou het groepje van de Lt blijven liggen maar bij het eerste vuur waren ze, zonder ons in te lichten, teruggetrokken! Dus we bleven met 6 man achter en hielden zo een grote bende Chinezen tegen, want zij wisten natuurlijk ook niet hoe groot onze groep was. Die 6 man waren Kpl Ruhulessin, Sld1 Kelders, Sld3 De Ronde, Sld Gorel, Sld G. van Dattum en Sld J. Mus. Wij hoorden de Chinezen om ons heen kruipen, als maar dichterbij! Drie man van ons kropen eerst terug tot aan de bomenrij. Die drie wierpen hun handgranaat ten teken dat wij ook terug konden tot bij hun. Wij moesten daarna nog door de kali heen en kwamen uiteindelijk drijfnat terug op Yoke.

Bij de kali zou de groep die het eerst terug was op ons wachten, maar er was van de groep van de Lt niets te zien en terug op Yoke zagen wij hun pas. De BAR schutter, Sld Moonen, was vermist, gesneuveld of gevangen genomen? De Luit ging toen met 15 andere mannen op zoek naar hem, maar kwam na een halfuur zonder iets gevonden te hebben terug! Ze kregen onderweg zoveel Chinees mortiervuur dat er geen doorkomen aan was. Onze groep is daarna terug naar Uncle gelopen, waar aan de voet een paar jeeps stonden, om ons naar onze positie terug te brengen. Na een paar blikjes noodrantsoen als dank en een snelle debriefing tot slot konden we ons te ruste begeven, nog steeds verwonderd dat wij er zonder kleerscheuren vanaf gekomen waren. Maar ons respect voor de Chinezen was toegenomen.

Een goed voorbeeld van hoe hevig een patrouille kon zijn. De genoemde soldaat Moonen zal ook de dagen erna niet terug gevonden worden en heeft ook nu nog de status van vermist.

Hieronder een uitsnede van de kaart die boven getoond is waar ook alle relevante lokaties die in het verslag hierboven genoemd worden te zien zijn.

Detail uit de kaart hierboven waar Heuvel 200 en daarboven T-Bone te zien zijn, waar de Chinezen en Noord Koreanen ingegraven liggen en daaronder de 4 voorposten die door de Nederlanders bezet gehouden worden, Arsenal, Yoke, Erie en Uncle.

Uit het boek van Francoise Appels komt het volgende citaat.

“Patrouille donderdag 23 oktober. 00.15 Een achttien man sterke gevechtspatrouille van de B-Cie ondersteunt door een groep van de A-Cie gaat vanuit voorpost Yoke op weg naar T-Bone en Heuvel 200. Plotseling stuiten ze op een Chinese eenheid van twee pelotons (80 man) waarbij Sld. Joop Gorel en Sld1 Freek Fama sneuvelen. Door de Chinese overmacht ontstaat er bij de eenheid paniek en de patrouille valt uiteen. Vanuit hogere posities vuren de Chinezen met .50 mitrailleurs op de Nederlanders. De tank van de vlammenwerper wordt geraakt en ontploft, maar de radio blijft werken waardoor er vanuit Yoke vrij snel goed gericht 60mm mortiervuur kan worden gegeven. Dit stopt de vijand waardoor de Nederlandse verliezen niet groter worden.”

De drager van de vlammenwerper raakt gewond en ook twee Zuid Koreaanse (ROK) militairen raken gewond bij deze patrouille. Een dag later gaat de eenheid in reserve voor een maand dus terug naar een relatief rustige en veilige plek achter het front voor ze weer ingezet worden.

Smith vertelt het als volgt in zijn dagboek:

“Vanavond hevig vuurcontact bij de brug over de kali met Chinzen en dit keer ook Noord-Koreanen. Vrij snel ging een witte cluster omhoog, ten teken dat er gewonden waren. Tegen de morgen werd het vuren nog heviger! Wij waren met zijn allen m.u.v. de automatische wapenopstellingen, beneden om doden en gewonden op te pikken. Met vier man moesten we “het paard”, een ROK soldaat, afvoeren met een buikschot. Hij had die bijnaam gekregen omdat hij zo’n enorme hoeveelheid eten tot zich nam. Toen we met onze last terug liepen over de SKYLINE werden we door een zware mitrailleur van de Noord Koreanen beschoten. We moesten zo wel lopen, i.v.m. de mijnenvelden. Het was dekking zoeken plat tegen de grond. Nou dat werd een gesjouw om de slachtoffers, zonder al te veel pijn, weg te krijgen. Onze .30 mitrailleur opende het vuur en bracht de vijandelijke mitrailleur tot zwijgen! Even daarna kregen we een zooitje mortiervuur op ons dak. Vanaf Uncle bracht een 81mm mortier ook deze tot zwijgen, hoera! Sld Gorel is gesneuveld en Sld Fama is zwaar gewond. Hij is later overleden. De pater en de dominee waren ook aanwezig op de stelling Sgt, Anspag heeft veel geluk: hij bediende de vlammenwerper en net toen hij hem wilde gebruiken kreeg hij een riedel van een burpgun door de zuurstoffles, met als gevolg dat hij wel 5x achteroversloeg, maar verder niets mankeerde.”

Beide korte stukjes over de zelfde gebeurtenis geven een ieder een eigen beleving van deze momenten. De begrafenis of andere zaken rondom Gorel en Fama worden verder niet genoemd in het dagboek.

Freek Fama en Joop Gorel worden begraven op het ereveld Tanggok in Busan. Ze zijn slachtoffers 93 en 94 van de 121. Fama werd slechts 21 jaar en Gorel 25.

Freek Fama, foto via de oorlogsgravenstichting

De twee oorkondes van Gorel zijn op karton geplakt en lijken in een lijst gezeten te hebben met de medailles erop. Ze kwamen in deze vorm via een andere verzamelaar in mijn verzameling terecht. Gorel was ongetrouwd en had geen nazaten. Waarschijnlijk hebben zijn ouders de oorkondes en medailles aangeboden gekregen.

De namen van de oorlogsslachtoffers komen op verschillende plekken terug opdat zij niet vergeten worden.

Graf op het ereveld in Busan.

De namen van Fama en Gorel op het monument voor de Nederlandse slachtoffers van vredesoperaties (Roermond).

Het nieuws van de twee gesneuvelden verschijnt in alle kranten in 1952. Abusievelijk wordt vermeld dat Gorel getrouwd is. In een enkele krant volgt nog een correctie op dat bericht.

Beide artikelen via Delpher online gevonden.

Een overlijdensadvertentie van de familie is niet terug te vinden, voor zijn broer die in 1943 overleed is die wel terug te vinden. Wat de status van zijn ouders is in 1952 is ook niet direct terug te vinden maar volgt mogelijk later nog in een update van dit blog.

Lees meer over de medailles en insignes van het NDVN in deze blog.

Bekijk de snapshots van Munnix in Korea

Ter nagedachtenis aan alle slachtoffers van het NDVN in Korea.

Bronnen:

https://oorlogsdodendinkelland.nl/slachtoffers/oude-gemeente-denekamp/gorel-jacobus-w/

https://oorlogsgravenstichting.nl/personen/41973/frederik-willem-fama

M.D. Schaafsma – Het Nederlands Detachement Verenigde Naties in Korea 1950-1954

Francoise Appels – NDVN gedenkboek

Delpher – kranteartikelen

NIMH – The Korean War, versie 2009

Jan Mus en Cor Smith – Dagboek van een veteraan. Korea 1952-1953

Bronzen Kruis 1940, 16e Regiment Infanterie (16 RI) te Asschat, omgeving Amersfoort

Met dank aan Erik Hovinga.

Een aangepaste versie van dit artikel is ook gepubliceerd in Decorare 50 in 2023.

In 1940 voor het begin van de oorlog was Amersfoort in meerdere opzichten een belangrijke militaire stad. Het was de grootste garnizoensstad van Nederland en het nam een centrale plek in op de Grebbelinie.

Die Grebbelinie heeft een historische achtergrond die terug gaat tot de 18e eeuw en zelfs nog vroeger. Het concept was dat delen van Nederland onder water gezet konden worden in tijden van oorlog zodat de vijand, komende uit het oosten, beperkt werd in de mogelijkheden om naar het westen door te dringen.

Grebbelinie, afbeelding van Wikipedia

In de aanloop naar de tweede wereldoorlog werd de linie weer in gebruik genomen en werd het zelfs tot hoofd verdedigingslinie gepromoveerd. Grote stukken werden onder water gezet, ook rondom Amersfoort, maar het gedeelte tussen Asschat (nu Leusden) en Stoutenburg bleven gedeeltelijk droog dus de verwachting was dat bij een Duitse aanval om deze gebieden gevochten zou worden – wat ook werkelijkheid werd.

Briefkaart collectie NMM

Het 16e regiment infanterie (16RI) was één van de eenheden die in Amersfoort gelegerd was in een kazerne die ook heden ten dage nog bestaat (als reguliere woningen in gebruik). Zij hadden de opdracht om dit middenvak van de Grebbelinie, van Amersfoort tot Zeist, te verdedigen.

Militairen van het 16e RI onderweg naar stellingen (foto NIMH)

De gemobiliseerden van het 16e regiment infanterie hadden in de periode voor mei 1940 al maanden gewerkt aan het klaarmaken van de stellingen en het voorbereiden van de verdediging rondom Amersfoort. Nadruk was gelegd op het vlak tussen Stoutenburg en Asschat dat niet onder water stond.

Uit de Militaire Spectator oktober 1940

De Duitse aanval begon op 10 mei, de dag ervoren was er nog geoefend door 16 RI en waren er diverse hoogwaardigheidsbekleders op bezoek geweest. Er wordt al snel gewaarschuwd voor parachutisten en de hele dag komen vliegtuigen over.

Op 11 mei verhevigt de strijd voor de vooruitgeschoven posten van 16 RI wanneer de eerste Duitsers waargenomen worden en het schieten over en weer in volle hevigheid begint. De burgerbevolking van Leusden is dan al geëvacueerd en ook Amersfoort zal volledig geëvacueerd worden.

Luitenant Vreeken die met een patrouille op onderzoek gaat naar mogelijke spionnen wordt bij terugkomst doodgeschoten. Hij ligt begraven in Leusden en zijn graf is ook de basis voor het monument voor het 16e regiment waar alle gevallenen van deze eenheid herdacht worden.

Op 12 mei wordt er veel geschoten op de Zandbrinker molen bij Asschat. Hier staat namelijk vijandelijk geschut opgesteld en de molen zelf is bezet door Duitsers die deze ook als uitkijkpost kunnen gebruiken. De Nederlands artillerie probeert de molen te vernietigen maar slaagt daar niet in.

De Zandbrinker molen. Foto onderdeel van de Duursma groep

De ochtend van 13 mei volgt een herhaling en de actie:

Uit de Militaire Spectator oktober 1940

De hierboven genoemde Vaandrig Waardenburg zou na de oorlog (postuum) een Bronzen Leeuw verleend krijgen voor deze actie. Hij overleed in 1944 in Engeland.

Om de molen onbruikbaar te maken voor de Duitser word een groep vrijwilligers gevraagd. Het wordt een patrouille van vijf man die bestaat uit: Piet Andriessen, Foppe Duursma, Henk van Elst, Gerrit Burgwal en Willem Joole. De patrouille sluit vanuit de vooruitgeschoven post door het veld naar de molen.

Tekening door Sergeant Vink (bron: http://asschatterkade.blogspot.com)

Andriessen leidt de patrouille en Duursma en Van Elst gaan de molen binnen om van binnenuit brand te stichten. Zij lopen dus het meeste gevaar op ontdekking tijdens de actie. De actie slaagt en de molen gaat in rook op!

De Zandbrinker molen staat in brand. Foto uit de Duursma groep
Achterkant foto uit de Duursma groep
En het eindresultaat van de geslaagde actie. Foto uit de Duursma groep.

Diezelfde 13e mei komt in de avond nog het bericht dat het regiment zich terug moet trekken van de Grebbelinie naar de Vesting Holland. Later die avond beginnen ze de terugtocht en de volgende dag zal de capitulatie volgen.

De oorlog is voorbij voor het 16e regiment infanterie op 14 mei rond 16.30u.

Na de oorlog, in 1948 worden 3 mannen van de patrouille beloond voor de door hun betoonde dapperheid. Het gaat om Andriessen als leider van de patrouille en Duursma en Van Elst die het meest gevaarlijke deel voor hun rekening genomen hebben. Alle drie wordt een Bronzen Kruis verleend voor de actie, met dezelfde tekst. Na de Militaire Willemsorde en de Bronzen Leeuw is het Bronzen Kruis de hoogste dapperheidsonderscheiding van Nederland.

De complete groep van Duursma, 3 foto’s, certificaat voor het Bronzen Kruis en medailles

In de jaren ’80 verschijnt er nog een krantenartikel over de verdediging van Asschat en de mannen die daarbij betrokken waren. Dat knipsel is het laatste deel van deze groep van Duursma.

De molen wordt niet herbouwd maar de toenmalige molenaar Wolswinkel start wel een diervoederfabriek op dezelfde locatie waarvan de eerste steen in 1941 gelegd werd.

Zijn kleinzoon is de huidige eigenaar van dit bedrijf en de bijbehorende winkel, met als naam de Zandbrinker molen. Recent is de fabriek voorzien van een kunstwerk in de vorm van het silhouet van de oorspronkelijke molen. Daarmee is de cirkel weer rond!

Bordje op het rechterdeel van het gebouw dat in 1941 herbouwd werd op de plek van de molen.
Bord dat nabij de oude molen langs het fietspad geplaatst is.

Met dank aan Erik Hovinga door wie ik deze groep aan mijn collectie toe kon voegen als de volgende tijdelijke beheerder van dit stukje geschiedenis.

Bronzen kruis – Chauffeur van Wilhelmina, verzet en Engelandvaarder: G. Bruijne

Het Bronzen Kruis is de op 2 na hoogte onderscheiding voor dapperheid in het Nederlandse decoratiestelsel. Gedurende de tweede wereldoorlog werd het aan de meeste Engelandvaarders toegekend als een waardering voor de grote risico’s die zij liepen om aan de Duitse bezetter te ontsnappen en zich in Engeland bij de Nederlandse troepen in ballingschap aan te sluiten.

Gerard Bruijne (soms Bruyne) geboren in 1918 was een van deze Engelandvaarders die mei 1943 op de Djemma met een grote groep Nederlanders en ook een Engelse piloot de tocht naar Engeland maken. De tocht slaagt en Bruijne meldt zich uiteindelijk bij de RAF wat zijn persoonlijke wens ook was. In juni 1943 wordt hem het Bronzen Kruis toegekend.

In het boek Oranjehaven is terug te vinden dat Bruijne voor de oorlog chauffeur van Koning Wilhelmina geweest is. In deze groep zitten twee spelden met de Nederlandse kroon. Volgens Koningshuis verzamelaar Van Grinsven gaat het waarschijnlijk om spelden die onderdeel maakten van het uniform van onder andere de koetsiers van het Koninklijke Huis. Deze droegen een witte kraag (plastron) die met een speld met kroon bij elkaar gehouden werd. Mogelijk dat Bruijne dit als chauffeur ook gedragen heeft op zijn uniform/kostuum bijvoorbeeld als reversspeld.

Als onderdeel van de medische zorg bij de RAF krijgen de militairen ook vaccinaties. Helaas blijkt Bruijne een negatieve reactie op een vaccinatie te hebben die zo hevig is dat deze uiteindelijk zijn dood tot gevolg zal hebben op 19 september 1943. Hij ligt begraven in Scarborough waar hij zijn RAF opleiding kreeg. Na de oorlog ontving zijn familie de oorkonde die voor alle gevallenen verleend werd.

Foto’s van de monumenten via: https://aircrewremembered.com/1943-09-19-loss-of-gerard-bruijne.html

Verder zou er voor hem nog een postuum verzetsherdenkingskruis aangevraagd worden, vermoedelijk door zijn moeder Quirina.

In het boek Oranjehaven staat een kort verhaal over Anton Schrader die zich liet rijden in de auto van Wilhelmina met Bruijne als de chauffeur. Het wagenpark van het koningshuis was ondergebracht bij de Centrale Keuken in Rijswijk en stond ten dienste van de voedselvoorziening tijdens de bezetting. De Centrale Keuken was een mooie dekmantel voor de illegaliteit die hen ook in de gelegenheid stelde door Nederland te rijden met de auto’s van het koningshuis. Als chauffeur was hij direct betrokken bij het verzet en het transport van (militaire) vluchtelingen – activiteiten waarvoor de Duitsers de doodstraf gaven.

In het boek wordt een voorval beschreven waar Bruijne de chauffeur was. Ze haalden een gestrande Nieuw Zeelandse radiotelegrafist op in Utrecht maar werden op de terugweg gestopt door de “Grüne Polizei” die vervoer zocht voor een gestrande Duitse Generaal. Deze werd meegenomen naar Den Haag en afgezet en de Nieuw Zeelander kon ook zonder problemen meegenomen worden – die had de hele weg geslapen en het voorval waarschijnlijk niet eens bewust meegemaakt…

Een emotioneel punt is de foto van Bruijne die niet meer bekend was, bij de Oorlogsgravenstichting niet en ook bij het Engelandvaardersmuseum niet dus dit blog kan daar gelukkig een bijdrage aan leveren en dit oorlogsslachtoffer weer een gezicht geven.

Dit is 1 van de 2 foto’s die bij de groep zaten, de andere is digitaal ter beschikking gesteld aan de oorlogsgravenstichting en het Engelandvaarders museum.

Met dank aan Erik Hovinga door wie ik deze groep aan mijn collectie toe kon voegen als de volgende tijdelijke beheerder van dit stukje geschiedenis

Bronnen:

Oranjehaven, Paul van Beckum, 1992

https://oorlogsgravenstichting.nl/personen/22580/gerardus-bruijne

http://www.rafcommands.com/database/wardead/details.php?qnum=59339

https://aircrewremembered.com/1943-09-19-loss-of-gerard-bruijne.html

Oorlog, Verzet en strijd in Indië – Jan Rietveldt

Nederland heeft met de tweede wereldoorlog en de dekolonisatie die daarna volgde in Indië/Indonesië een periode gekend van 10 jaar aan ontberingen en strijd. Jan Rietveldt heeft die periode meegemaakt en daarin ook steeds een actieve rol gehad. Zijn medailles en bijbehorende papierwerk maar ook emblemen en een vals persoonsbewijs zijn via zijn familie in handen gekomen van Erik Hovinga en mocht ik in 2023 van hem aan mijn verzameling toevoegen.

Voor de oorlog was Rietveldt tijdens zijn dienstplicht opgeleid als onderofficier en hij werd in 1933 wachtmeester bij het 4e Regiment veldartillerie dat zich in Ede bevond. In 1939 werd hij gemobiliseerd en streed mee in de meidagen van 1940. Hiervoor ontving hij na de oorlog het Oorlogsherinneringskruis kreeg met gesp Nederland Mei 1940.

Dan begint de bezetting en ook hierin zal Rietveldt een actieve rol spelen. Bij de verzetsgroep Geheime Dienst Nederland, ook wel bekend als de Groep Herman. September 1944 kort na het begin van de Operatie Market Garden gaat hij over naar het verzet in Ede, naar de groep van “Bill” (Derk Wildeboer) die onderdeel zijn van de net opgerichte Binnenlandse Strijdkrachten (BS) waarin al het verzet verenigd wordt op last van de Koningin. Rietveldt wordt plaatsvervangend commandant van de groep Ede (Binnenlands Gewest 6 – Veluwe) onder de schuilnaam “Lex”.

September 1944 is de maand dat operatie Market Garden plaats zou vinden. Dit was een grote Airborne actie die bedoeld was om de brug van Arnhem over de Rijn te veroveren en zo de doorgang van de geallieerde troepen over de bruggen mogelijk te maken. Hierover is genoeg geschreven dus dat zal ik hier niet herhalen. Ede was één van plekken waar een grote groep parachutisten gedropt werd. Na het mislukken van de actie bleven er veel parachutisten achter in de omgeving die dus nog steeds in Duitse handen was. Velen werden door het verzet verstopt en uiteindelijk werden twee pogingen gedaan om die troepen naar bevrijd gebied te brengen. Die twee acties staan bekend als Operation Pegasus (naar het gevleugelde paard dat het embleem was van de Engelse Airborne troepen). Er waren twee volgtijdelijke acties dus Pegasus I en II. De acties werden georganiseerd door de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) van Ede waar Rietveldt dus inmiddels (een?) plaatsvervangend commandant was en dus een rol in beide acties zou hebben als belangrijk staflid van de lokale BS!

Pegasus I wordt algemeen als een groot succes beschouwd waarbij rond de 138 mensen teruggebracht zijn naar bevrijd gebied. Vooral parachutisten maar ook bemanningen van vliegtuigen en verzetsmensen zoals Douw vd Krap die na de oorlog de Militaire Willemsorde verleend krijgt. In het citaat van zijn Willemsorde wordt ook vermelding gemaakt van de oversteek over de Rijn.

Bij de BS in Ede is Derk Wildeboer (alias Bill – Big Bill) de commandant die na de oorlog voor zijn verzetsdaden een Bronzen Leeuw verleend krijgt met name voor zijn rol in de Pegasus I actie. De groep mensen die bij het verzet in Ede en specifiek de Pegasus acties betrokken is was natuurlijk veel groter maar slechts enkelen worden met een onderscheiding beloond. Twee leden van het verzet uit Ede /de BS, Peelen en De Nooij, wordt een Kruis van Verdienste verleend voor het gevaarlijke werk dat zij verrichten gedurende Pegasus I. De belangrijkste onderscheiding is echter voor een Engelse Airborne officier, Dobie, aan wie na de oorlog een Militaire Willemsorde verleend wordt als de “architect” van Pegasus I.

Na het succes van de eerste actie wordt Pegasus II gepland om de resterende achtergebleven parachutisten en anderen in tweede instantie ook naar bevrijd gebied te brengen. Deze actie draaide op een mislukking uit mede doordat de actie overgenomen wordt door de militairen die adviezen van het verzet naast zich neerleggen tijdens de uitvoering van de vluchtpoging. Uiteindelijk bereikt maar een handvol mensen de veiligheid bij deze tweede actie.

Abraham du Bois had een belangrijke rol in de tweede actie. Hij was voor de tweede keer geparachuteerd in Nederland. Eerst als onderdeel van een Jedburgh team ten behoeve van Market Garden en de tweede keer met als specifieke opdracht om achtergebleven para’s door de linies te krijgen. Hij had een belangrijke rol in de voorbereidingen van Pegasus II maar moest uiteindelijk het commando overdragen aan een Britse majoor waardoor de invloed van het Nederlandse (Ede) verzet bij de uitvoering helaas beperkt was. Du Bois werd later opgepakt en gefusilleerd, hij kreeg postuum een Bronzen Leeuw verleend.

Verder had Rietveldt nog een belangrijke rol in de mislukte wapendropping bij Lunteren (Keuenklep). Daarbij worden uiteindelijk 17 verzetsmensen opgepakt die allen de dood vonden. Een tiental verzetshelden wordt in mijn woonplaats Amersfoort gefusilleerd aan de Appelweg waar nog steeds een monument staat ter nagedachtenis aan hen. De kogelgaten zijn nog zichtbaar in de muur. Dit is een vergeldingsactie omdat enkele dagen eerder een foute politieman door het verzet is doodgeschoten in Amersfoort. Er is geen link tussen de verzetsleden die betrokken zijn bij de aanslag en de verzetsleden van de wapendropping. Alle mannen die opgepakt zijn met betrekking tot de wapendropping zijn echter voor hun transport naar Amersfoort al ter dood veroordeeld. Voor de vergeldingsactie zijn ter dood veroordeelden uit Kamp Amersfoort gebruikt, in dit geval dus zonder betrokkenheid tot de aanslag op de politieman.

Foto van Wikipedia

Voor zijn dienst in de Binnenlandse Strijdkrachten krijgt hij de herinneringsspeld BS en in 1981 zal hij het in 1980 ingevoerde Verzetsherdenkingskruis ontvangen. Zoals voor de meeste verzetsmensen blijft het bij deze decoraties voor hun levensgevaarlijke inzet tijdens de oorlog.

Bij de papieren zit ook een Persoonsbewijs dat hij vermoedelijk droeg bij zijn verzetswerk. Het is natuurlijk een vervalst PB. Het persoonsbewijs zelf lijkt origineel (er zijn ook door het verzet valse versies gedrukt) maar het lijkt hier te gaan om een gestolen blanco versie. De naam is namelijk niet te traceren in Brunssum waar deze geboren zou zijn. Verder is de persoon niet ingeschreven op het adres dat in het PB staat en uiteraard is de foto wel van Rietveldt maar de naam is een andere. (met dank aan de input via de Facebook groep Persoonsbewijzen.nl)

De groep leden van de Binnenlandse Strijdkrachten die na de oorlog door wil vechten is groot. Het eerste idee is dat er een bataljon is dat dienst zal doen in Duitsland als wachtbataljon maar de plannen veranderen al snel naar de bevrijding van Indië dat op dat moment nog bezet is door Japan. Binnenlandse Strijdkrachten gewest 6, Veluwe, wordt het Oorlogsvrijwilligers (OVW) Regiment 1-8 van de infanterie met als bijnaam het Veluwe bataljon met een passende haan als symbool op hun eenheidsembleem dus ook wel met de bijnaam “de Haantjes”. Het bataljon was één van de batlajons binnen de U-Brigade.

Het embleem van het Veluwe Bataljon en dat van de U brigade uit de nalatenschap van Rietveldt.

Rietveldt wordt aangesteld als een compagniescommandant bij deze eenheid en wordt tijdelijk benoemd in de rang van eerste luitenant in juni 1945.

Rietveldt als eerste luitenant, compagniescommandant bij de BS het Veluwe Bataljon, 1-8 RI

Als duidelijk wordt dat de eenheid doorgaat naar Indië krijgt hij in September de tijdelijke rang van Kapitein en in 1947 zelfs de rang van Majoor. Hij is de commandant van de 5e compagnie. In Indië wordt deze compagnie na verloop van tijd opgedeeld om de andere compagnieën te versterken. Het restant van de mannen en de officieren gaan over naar de 2e compagnie waarvan hij de commandant zal zijn voor het verdere bestaan van de eenheid in Indië. In het boek van Gerben Visser over de Haantjes wordt Rietveldt bijgenaamd “de grote haan”.

Op deze website is een kort overzicht te zien van de geschiedenis van de eenheid in Indië. Na het vertrek uit Nederland blijkt dat ze in eerste instantie van de Engelsen geen toestemming krijgen om naar Java te reizen waardoor ze een tussenstop van enkele maanden op Malakka maken. Tijd die ze gebruiken om te wennen aan het klimaat en de eenheid te trainen. In maart 1946 komen ze aan op Java maar vlak voor het einde van dat jaar gaan ze over naar Sumatra waar ze ook de 1e politionele actie meemaken. Alle eenheden die bestaan uit oorlogsvrijwilligers worden in de loop van 1948 gedemobiliseerd en komen niet meer in actie bij de 2e politionele actie.

Rietveldt op kanon. Hij en de mannen zijn gekleed in de bekende camouflage overalls. Foto van internet.

De eenheid komt in 1948 naar Nederland terug zoals de meeste OVW eenheden en in 1949 wordt hem eervol ontslag verleend maar hij zal bij het leger betrokken blijven als reserve officier. Het is dan sinds de mobilisatie van 1939 ruim 10 jaar dat hij geen normaal bestaan als burger gehad heeft, veel ontberingen en stress gekend heeft en daarbij veel medeverzetsmensen en militairen het leven gelaten hebben.

In 1975 wordt hij voor zijn werk bij Verkeer en Waterstaat zoals het toen heet benoemd tot Ridder in de orde van Oranje-Nassau, mogelijk in verband met zijn pensioen bij rijkswaterstaat waar hij rayonchef was.

NRC 1975 via Delpher

Een lijst met zijn belangrijkste emblemen en medailles en onderscheiding bevinden zich nu in mijn verzameling zoals boven al benoemd. Hier een overzicht van de items in de lijst:

Bronnen:

Wikipedia: Jan Rietveldt

Facebook groep Persoonsbewijzen.nl en https://www.gerhardbadrian.nl/

Ben Verduijn: Fatale dropping Keuenklep 8/9 maart 1945 (Rietveldt wordt in het boek Rietman genoemd)

Cees Haverhoek: Get ’em out – Pegasus I en II

Gerben Visser: De Haantjes in vogelvlucht

Pieter Brugman: Naar de Oost

Delpher

Kamp Levantkade – Loods Commandant Goossens

Na de oorlog worden grote hoeveelheden “foute” Nederlanders voor onbepaalde tijd geïnterneerd. Het gaat om mannen, vrouwen en zelfs kinderen. Het gaat om mensen die NSB lid waren, vrouwen die bevriend waren met Duitse militairen maar ook Nederlanders die actief waren met en voor de bezetter zoals leden van de WA, de weerbaarheidsafdeling van de NSB of leden van de Waffen SS. Mensen zaten zonder proces vast dus ook onschuldigen konden maanden daar verblijven voor de situatie opgehelderd was. Een groot deel van deze Nederlanders uit Amsterdam kwamen in het Kamp Levantkade. Oude loodsen van de KNSM die in de oorlog beschadigd waren.

Het kamp heeft in 1945 en ’46 (toen het opgeheven werd) tot 6000 gevangen gehad. Er zijn opstanden geweest, er hebben mishandelingen plaatsgevonden en er zijn ook doden gevallen. Duidelijk is dat de toestand er erg slecht was en wraakgevoelens vaak nog hevig leefden onder bewakers en andere betrokkenen. Ook eind 40er jaren was er al aandacht voor de wantoestanden in deze kampen waarover meerdere boeken geschreven zijn.

Over het kamp bestaan veel foto’s en ook zijn er verschillende artikelen online terug te vinden. Deze van Ad van Liempt schetst een hevig beeld van de situatie in het kamp. Algemene informatie is terug te vinden op deze wikipedia pagina.

In mijn verzameling zitten een aantal items van reserve Kapitein Goossens van de Binnenlandse Strijdkrachten die Loods Commandant was van dit kamp tussen 1945 en ’46.

Goossens was voor de oorlog al reserve officier en in 1940 actief in de strijd tegen de Duitsers waarvoor hem ook het oorlogsherinneringskruis verleend is.

Hij was actief als onderdeel van Commando Zeeland en hij heeft zijn activiteiten als commandant van de 1e compagnie van het IIIe bataljon van het 38e regiment infanterie in de meidagen ook beschreven en dit document is bewaard gebleven en in het bezit van het NIMH waar deze te bekijken is.

Over zijn activiteiten in de oorlog heb ik nog geen informatie gevonden maar hij kreeg ook het herinneringsembleem Binnenlandse Strijdkrachten. Vanaf wanneer hij hierin betrokken was en of hij actief in het verzet was is nog onbekend.

In ieder geval werd hij na afloop van de oorlog onderdeel van de staf van het Militair Gezag in Amsterdam en vervulde hij de rol van Loods Commandant bij bij de afdeling interneringskampen al vanaf 7 mei 1945, nog voor de formele ingebruikname van het Kamp Levantkade.

Zoals de onderstaande kaart liet zien is hij al vanaf juli ’45 verbonden aan het Kamp Levantkade vanuit de Binnenlandse Strijdkrachten.

In de nalatenschap zaten ook twee tekeningen over het kamp!

Ook bijzonder om te zien op welk papier ze getekend zijn:

Zo samen vormt het een interessante groep met betrekking tot een relatief onbekend stukje Nederlandse (militaire) geschiedenis.

Met dank aan Erik Hovinga.

GSS Raaf en de SS Mossel, hulpbetoon beloond 1917, KPM Stuurman Wichers

De aanschaf van een sigarettendoos met een interessante gravering is het begin van een kleine historische zoektocht. De uitkomst is hieronder te lezen….

Krantenbericht uit 1917 (via Delpher)

Het Gouvernements Stoom Schip Raaf was in 1917 al een oudje. Het was oorspronkelijk in 1875 in Amsterdam te water gelaten. Op 28/29 januari 1917 maakt het schip water, de machinekamer komt ook onder water te staan waardoor het schip praktisch stuurloos is. Dit alle vindt plaats nabij het kleine eilandje Tanakeke in de omgeving van Celebes in het toenmalige Nederlands Indië. Twee vaartuigen die te hulp komen weten het schip vlot te trekken op een zandbank en de bemanning kan gered worden. Hier is de SS Mossel er een van. De Mossel is een stoomschip van de KPM (Koninklijke Pakketvaart Maatschappij – zij onderhielden zowel een soort veerdienst als logistieke service tussen de eilanden van Indonesië). De heer Ponsen is de kapitein en de heer Wichers is de stuurman van het schip.

Nadat het schip gestrand is wordt een poging gedaan het te redden. De machinekamer wordt leeggepompt en de machines worden weer opgestart door de minimale bemanning die naar het schip teruggebracht is. Alles lijkt te lukken en de SS Mossel en de Mataram zijn hierbij betrokken en proberen de Raaf vlot te trekken van de zandbank. Hierbij gaat het alsnog mis. Het GSS Raaf vergaat definitief en de bemanning is wederom te water. Allen worden gered op de Mossel waarbij het zoeklicht van de Mataram hulp biedt bij het uivoeren hiervan. Zelfs de scheepshond en kat worden naar de Mossel overgebracht.

Zowel de kapitein als de stuurman van de SS Mossel van de KPM worden hiervoor nadien (augustus) beloond. Ponsen de kapitein krijgt een gouden zakhorloge en Wichers de stuurman krijgt een verguld zilveren sigarettenkoker aangeboden door de regering!

Krantenbericht uit 1917 (via Delpher)

Meer dan 100 jaar na dato komt de sigarettenkoker van Wichers, in de oorspronkelijke doos in mijn collectie. De doos is geleverd aan de regering door Van Arcken & Co, de bekendste juwelier van het toenmalige Indië.

Van de teloorgang van de GSS Raaf is ook nog een interessant stukje geschreven. Een kopie daarvan kwam mee met de sigarettendoos. De oorspronkelijke bron van het stuk heb ik nog niet achterhaald.

Indonesian revolution – Special Police or Polisi Istimewa

An interest for further research of mine are the revolutary groups from the war of independence of Indonesia. Here a very rare armlet for the Special Police as it existed only in 1945/46.

Text adapted from Wikipedia:

Formed in late 1945 as a special police corps named Pasukan Polisi Istimewa (Special Police Troops) with the task of disarming remnants of the Japanese Imperial Army and protecting the chief of state and the capital city. Under the Japanese, it was called Special Police Unit (特別警察隊, Tokubetsu Keisatsutai). It fought in the revolution and was the first military unit to engage in the Battle of Surabaya under the command of Police Inspector Moehammad Jasin.

On 14 November 1946, Prime Minister Sutan Sjahrir reorganised the Polisi Istimewa into the Mobile Brigade (Mobrig). This Corps was reconstituted to suppress military and police conflicts and even coups d’etat.

On 1 December 1947, Mobrig was militarized and later deployed in various conflicts and confrontations like the PKI rebellion in Madiun, the Darul Islam rebellion (1947) etc.

So far I have not found any images of similar armlets being worn and only one other example of Polisi Istimewa in the collection of Museum Bronbeek but that has a very different form and look! My version looks quite a lot like the Japanese armlets that were worn in Indonesia during WW2.

If you have more info please let me know!

KNIL – H. Stuifbergen, ooggetuige van Nagasaki 1945

Mijn verzamelinteresse voor medailles draait met name om het verhaal achter de medaille of in dit geval oorkonde: de mens en zijn ervaringen in oorlogssituaties. Een enkele oorkonde van het oorlogsherinneringskruis is zelden interessant voor de gemiddelde verzamelaar. In dit geval gaat het zelfs om een versie zonder gesp, de meest basale variant van de oorkonde:

Toch blijkt het hier juist om een interessant verhaal te gaan dat in tegenstelling tot de meeste oorlogsverhalen niet verloren gegaan is in de tijd. Hendricus Stuifbergen heeft zijn verhaal zelf opgetekend, niet als officieel boek maar als een eenvoudig getypt verslag waarvan gelukkig een kopie bewaard is gebleven.

Stuifbergen in KNIL uniform. Foto van www.oud-castricum.nl

Het verhaal draait om Mijn leve bij de Jappen” een dagboek van H. Stuifbergen zoals het document getiteld is en dat een duidelijk en schokkend beeld geeft van de verschrikkelijke tijd die de krijgsgevangen hadden bij de Japanners. Stuifbergen komt uiteindelijk in Japan zelf terecht in kamp Fukuoka 17B in de nabijheid van Nagasaki waar de krijgsgevangen ooggetuige zijn van de atoombom en de paddenstoelwolk die daarbij ontstaat en die hij ook getekend heeft in zijn manuscript.

Interneringkaart – bron Nationaal Archief

Zijn egodocument is daarmee een historische optekening van een zwarte tijd in de Nederlandse krijgsgeschiedenis die niet verloren mag gaan en ik daarom graag hier deel.

Stuifbergen overleeft de ontberingen en zal zijn werkzame leven als militair voortzetten, eerst nog bij het KNIL en vervolgens in Nederland bij de Koninklijke Landmacht.

Documenten ex collectie F. Riemersma

Navy – Aviator (MLD) logbooks (Catalina PBY 5A)

In two seperate instances I was able to buy the logbooks and some related papers of the same naval aviator, T.W.D. Quiné. The papers and first logbook shows that he started in a Signals (Telegrafist) role in 1947 with a commitment for 6 years

In 1949, after only 2 years in this role he was already reassigned to flight school in order to become a naval pilot. He had to quit his old role an sign again for 6 new years in his new role.

The first logbook makes it possible to follow his training in different types of aircraft and his first solo flight on October 15th 1949.

As it seems he made a mistake during training that was bad enough to get a full page in his training logbook. He forgot to switch in time to the full tank due to which he had to make an emergency landing that badly damaged his (Harvard) aircraft. It also contains a sort of compliment: he completed the emergency landing relatively well….

The later part of the first and all of the second logbook that continues to the end of his naval career in 1956, after completing his 6 years, show his regular flights for the navy. Mainly he flew in Catalina aircraft both in the Netherlands and in and to the Dutch colony of New Guinea.

He also flew on the P212 that is now the last Catalina in the Netherlands and is currently being restored by the Military Museum.

The flights include all sorts of activities as shown on a few pages here:

After completing his naval period he became a regular civil pilot. First continuing to fly in New Guinea for a local airline, de Kroonduif, until the colony was taken over by Indonesia in 1962 and the company ceased to exist in 1963.

He did his civil pilots exam (B3) in the Netherlands in 1963 and continued to work abroad for several airlines as this letter from 1969 in Kenya shows.

So far I have not been able to find a photo or any information on the latter part of his career so I hope to add more information in the future!

Marine – Dutch East Indies, 1947-49

Sometimes “Pieces of History” can come from your nextdoor neighbour. In this case it turns out her (step)father was a marine in the Dutch East Indies during the war for indepence of Indonesia or during the “Politionele Acties” as it is called in the Netherlands.

A total of 200.000 soldiers participated in this “war” of which 100.000 were conscripts, 25.000 were volunteers and the rest were professional soldiers. Of those 200.000 around 5000 were marines or in Dutch “mariniers” the specially trained infantry of the navy, a classic elite unit.

Re established after the world war the first groups were trained in the US but following groups were trained by the new staff that had been trained in the US and most material the marines used was American.

Aart Aartsen was a conscript who served between 1947 and 1949 and rose to the rank of temporary sergeant. As he worked in an administrative job during his period overseas he would get the relevant medal “Orde en Vrede” but without the bars for the years he served as those were only awarded for field/action service.

He would be the administrator for the Signals Materials platoon (VINMATPEL) for the Marines during a period of almost two years.

A few pages of period pictures give a good insight in the daily live in a Marine encampment in Soerabaja:

But there was also live outside of the “wire”:

And a group of officers:

A parade of (US) material of the marines with a M3A3 Stuart tank, a Bushmaster Landing Vehicle (LVT3) and even an US Navy Fire Defense trailer:

And of course the boat trip, twice:

And a navy friend?

Thanks to his son and (step)daughter I could make this short blog to remember a marine’s life and his period in Indonesia. As it often goes there was not much knowledge of his service left within the family but with some documents and photo’s you can get an impression nevertheless.

In remembrance of Aart Aartsen