KNIL – Lombok 1894 gallantry group – lost history…

During the Dutch colonial period of Indonesia, or the Dutch East Indies as they were called then, there were several wars, interventions and military campaigns by the colonial army (KNIL). Mostly to keep local uprisings against the Dutch rule under control or to bring new areas under Dutch Government.

Colonial Campaign Medals

From a military perspective the medals are the tell tale of the history of the colonial wars. In three occasions a specific medal was struck for the participants of the colonial army. The first one was the Java medal of 1830, the second the Atjeh medal of 1874 and the last the Lombok medal of 1894. For all other campaigns or “excursions” the Dutch campaign medal (Ereteken voor Belangrijke Krijgsbedrijven) was instituted in 1869, adding a clasp with the relevant location and period. A total of 33 clasps would be issued, with the first being retrospective and going back to 1846 and the last one was added in 1942.

Java medal, officer group with Atjeh medal and campaign medal, group with campaign and Lombok medal

Officer with the campaign medal with one clasp and the Atjeh medal, soldier with the Lombok medal

Gallantry medal(s)

For gallantry there was only one order existed, the Military Order of William, instituted in 1815. Although 4 classes existed the higher grades are quite rare (389 of the third class and the second and first class are even rarer). Thus the fourth grade, with a total number of of 5681 awards between 1815 and today, was more or less the only gallantry medal in use until the second world war when the gallantry system underwent a major change. Next to the order there was also the mention in despatches (Eervolle Vermelding) which was neither a medal or order and had to physical form. This would only change in 1877 when a visible token was instituted, a crown to be worn on the campaign medal. Until the Eervolle Vermelding became obsolete in 1944 a total of 4598 would be awarded.

Full size campaign medal with a private purchase (luxury version) of the crown and a mid size version with an unofficial integrated crown, also private purchase.

Lombok 1894

Now back to Lombok in 1894. Lombok was a relatively small and unimportant island between Java and Bali which, at that moment was ruled by a court of Balinese descent. The local population of Sasaks had been opressed by the rulers from Bali for a longer time resulting in rebellions and even a local war from 1891 up to 1894. A request for intervention to the Dutch colinial governement was acted upon in 1894. The decission for action was probably more guided by commercial than humanitarian interests but action nontheless. A colonial army landed on Lombok and started negotiating with the royal family. The negotiations seemed to be succesful but got stalled and the Dutch colonial army was unexpetedly attacked. This was poplularly named “the treason of Lombok” by the Dutch. Reason enough for the colonial army to regroup and raise a greater number of men and take over the island without negotiating but with bloodshed.

From the Dutch colonial perspective this campaign was important enough to warrant a specific medal and not only a clasp for the campaign medal. What probably also helped in that decission was that the campaign also brought a large amount of looted gold and silver in Dutch hands and therefore a big success, despite the initial failure.

The Lombok medal was made of a bronze alloy consisting for fifty percent of material from captured canons. A total of 8800 were made. For gallantry a total of 107 Military Orders of William of the 4th class would be awarded for the campaign of which one example is the reason for this blog.

Gallantry grouping

From a research perspective Dutch medals are difficult as they are not named in any way. So just the orders and medals of which a group consists are the only way to research a background if there is no clear provenance. In many cases an original group as worn can still not be attributed to a single persons as often, even with the gallantry medals, several options remain open as is the case here.

This grouping came from a small auction house, not disclosing info regarding the seller and not open to forward a message either. Although there are additional items there is no name attached to any of these (yet at least). There is a lot of circumstantial info in the group though. Roman Catholic background, the person or more likely a son (due to the dates on the medals) was a prize winning baker. So a person that returned to the Netherlands, was married and probably had a son. It is impossible to tell if there are medals missing from the group. This could be the entire group which would narrow down the options considerably but that is not certain. It is possible to reduce the total amount to approximately a dozen or so but beyond that further research has not yet shed any light on the original awardee. I hope more research will bring forward a fitting attribution!

As is often with colonial groups the history of the actual event for which the gallantry medal was awarded is lost for now but it remains an excellent and relatively rare gallantry group for the Lombok war nevertheless!

The Military Order of William is well worn and has period repairs that add to the overall charm.

If a reader has additional info about this group please let me know!

Source: De Lombok-expeditie van 1894 van MWO tot Herinneringspenning -J.R. Neut 2010

Carnegie Heldenfonds horloge Rotman

Het doel van het Carnegie Heldenfonds is het om “Menslievend, moedig gedrag stimuleren en waarderen” Vaak krijgt dit de vorm van een medaille die uitgereikt wordt aan burgers die dat menslievende en moedige gedrag laten zien. Daarnaast was er lange tijd de optie, met name voor jongeren om een andere vorm van waardering te krijgen. Vaak was dat, zoals ook in dit geval een horloge met passende inscriptie.

Het horloge waar het hier om gaat werd in 1941 uitgereikt aan R.AJ. Rotman te Deventer voor het redden van een drenkeling uit de IJssel die door deze stad stroomt. Het horloge is eerder gepubliceerd in het boek “Redders Beloond” van Hans van der Neut. Dat boek vormt ook de achtergrond van deze 2 foto’s van het horloge:

De moedige daad werd ook in de krant beschreven wat ik via Delpher kon achterhalen:

De heer Rotman is in 2014 overleden en heeft voor het bedrijf ICI / Huntsman in Rotterdam gewerkt kon ik via het bedrijfsblad Spreekbuis achterhalen. Verdere informatie over Rotman of over de geredde schippersjongen heb ik niet kunnen vinden. Mocht iemand meer informatie hebben hoor ik dat uiteraard graag!

Bronzen Kruis 1940, 16e Regiment Infanterie (16 RI) te Asschat, omgeving Amersfoort

Met dank aan Erik Hovinga.

Een aangepaste versie van dit artikel is ook gepubliceerd in Decorare 50 in 2023.

In 1940 voor het begin van de oorlog was Amersfoort in meerdere opzichten een belangrijke militaire stad. Het was de grootste garnizoensstad van Nederland en het nam een centrale plek in op de Grebbelinie.

Die Grebbelinie heeft een historische achtergrond die terug gaat tot de 18e eeuw en zelfs nog vroeger. Het concept was dat delen van Nederland onder water gezet konden worden in tijden van oorlog zodat de vijand, komende uit het oosten, beperkt werd in de mogelijkheden om naar het westen door te dringen.

Grebbelinie, afbeelding van Wikipedia

In de aanloop naar de tweede wereldoorlog werd de linie weer in gebruik genomen en werd het zelfs tot hoofd verdedigingslinie gepromoveerd. Grote stukken werden onder water gezet, ook rondom Amersfoort, maar het gedeelte tussen Asschat (nu Leusden) en Stoutenburg bleven gedeeltelijk droog dus de verwachting was dat bij een Duitse aanval om deze gebieden gevochten zou worden – wat ook werkelijkheid werd.

Briefkaart collectie NMM

Het 16e regiment infanterie (16RI) was één van de eenheden die in Amersfoort gelegerd was in een kazerne die ook heden ten dage nog bestaat (als reguliere woningen in gebruik). Zij hadden de opdracht om dit middenvak van de Grebbelinie, van Amersfoort tot Zeist, te verdedigen.

Militairen van het 16e RI onderweg naar stellingen (foto NIMH)

De gemobiliseerden van het 16e regiment infanterie hadden in de periode voor mei 1940 al maanden gewerkt aan het klaarmaken van de stellingen en het voorbereiden van de verdediging rondom Amersfoort. Nadruk was gelegd op het vlak tussen Stoutenburg en Asschat dat niet onder water stond.

Uit de Militaire Spectator oktober 1940

De Duitse aanval begon op 10 mei, de dag ervoren was er nog geoefend door 16 RI en waren er diverse hoogwaardigheidsbekleders op bezoek geweest. Er wordt al snel gewaarschuwd voor parachutisten en de hele dag komen vliegtuigen over.

Op 11 mei verhevigt de strijd voor de vooruitgeschoven posten van 16 RI wanneer de eerste Duitsers waargenomen worden en het schieten over en weer in volle hevigheid begint. De burgerbevolking van Leusden is dan al geëvacueerd en ook Amersfoort zal volledig geëvacueerd worden.

Luitenant Vreeken die met een patrouille op onderzoek gaat naar mogelijke spionnen wordt bij terugkomst doodgeschoten. Hij ligt begraven in Leusden en zijn graf is ook de basis voor het monument voor het 16e regiment waar alle gevallenen van deze eenheid herdacht worden.

Op 12 mei wordt er veel geschoten op de Zandbrinker molen bij Asschat. Hier staat namelijk vijandelijk geschut opgesteld en de molen zelf is bezet door Duitsers die deze ook als uitkijkpost kunnen gebruiken. De Nederlands artillerie probeert de molen te vernietigen maar slaagt daar niet in.

De Zandbrinker molen. Foto onderdeel van de Duursma groep

De ochtend van 13 mei volgt een herhaling en de actie:

Uit de Militaire Spectator oktober 1940

De hierboven genoemde Vaandrig Waardenburg zou na de oorlog (postuum) een Bronzen Leeuw verleend krijgen voor deze actie. Hij overleed in 1944 in Engeland.

Om de molen onbruikbaar te maken voor de Duitser word een groep vrijwilligers gevraagd. Het wordt een patrouille van vijf man die bestaat uit: Piet Andriessen, Foppe Duursma, Henk van Elst, Gerrit Burgwal en Willem Joole. De patrouille sluit vanuit de vooruitgeschoven post door het veld naar de molen.

Tekening door Sergeant Vink (bron: http://asschatterkade.blogspot.com)

Andriessen leidt de patrouille en Duursma en Van Elst gaan de molen binnen om van binnenuit brand te stichten. Zij lopen dus het meeste gevaar op ontdekking tijdens de actie. De actie slaagt en de molen gaat in rook op!

De Zandbrinker molen staat in brand. Foto uit de Duursma groep
Achterkant foto uit de Duursma groep
En het eindresultaat van de geslaagde actie. Foto uit de Duursma groep.

Diezelfde 13e mei komt in de avond nog het bericht dat het regiment zich terug moet trekken van de Grebbelinie naar de Vesting Holland. Later die avond beginnen ze de terugtocht en de volgende dag zal de capitulatie volgen.

De oorlog is voorbij voor het 16e regiment infanterie op 14 mei rond 16.30u.

Na de oorlog, in 1948 worden 3 mannen van de patrouille beloond voor de door hun betoonde dapperheid. Het gaat om Andriessen als leider van de patrouille en Duursma en Van Elst die het meest gevaarlijke deel voor hun rekening genomen hebben. Alle drie wordt een Bronzen Kruis verleend voor de actie, met dezelfde tekst. Na de Militaire Willemsorde en de Bronzen Leeuw is het Bronzen Kruis de hoogste dapperheidsonderscheiding van Nederland.

De complete groep van Duursma, 3 foto’s, certificaat voor het Bronzen Kruis en medailles

In de jaren ’80 verschijnt er nog een krantenartikel over de verdediging van Asschat en de mannen die daarbij betrokken waren. Dat knipsel is het laatste deel van deze groep van Duursma.

De molen wordt niet herbouwd maar de toenmalige molenaar Wolswinkel start wel een diervoederfabriek op dezelfde locatie waarvan de eerste steen in 1941 gelegd werd.

Zijn kleinzoon is de huidige eigenaar van dit bedrijf en de bijbehorende winkel, met als naam de Zandbrinker molen. Recent is de fabriek voorzien van een kunstwerk in de vorm van het silhouet van de oorspronkelijke molen. Daarmee is de cirkel weer rond!

Bordje op het rechterdeel van het gebouw dat in 1941 herbouwd werd op de plek van de molen.
Bord dat nabij de oude molen langs het fietspad geplaatst is.

Met dank aan Erik Hovinga door wie ik deze groep aan mijn collectie toe kon voegen als de volgende tijdelijke beheerder van dit stukje geschiedenis.

Bronzen kruis – Chauffeur van Wilhelmina, verzet en Engelandvaarder: G. Bruijne

Het Bronzen Kruis is de op 2 na hoogte onderscheiding voor dapperheid in het Nederlandse decoratiestelsel. Gedurende de tweede wereldoorlog werd het aan de meeste Engelandvaarders toegekend als een waardering voor de grote risico’s die zij liepen om aan de Duitse bezetter te ontsnappen en zich in Engeland bij de Nederlandse troepen in ballingschap aan te sluiten.

Gerard Bruijne (soms Bruyne) geboren in 1918 was een van deze Engelandvaarders die mei 1943 op de Djemma met een grote groep Nederlanders en ook een Engelse piloot de tocht naar Engeland maken. De tocht slaagt en Bruijne meldt zich uiteindelijk bij de RAF wat zijn persoonlijke wens ook was. In juni 1943 wordt hem het Bronzen Kruis toegekend.

In het boek Oranjehaven is terug te vinden dat Bruijne voor de oorlog chauffeur van Koning Wilhelmina geweest is. In deze groep zitten twee spelden met de Nederlandse kroon. Volgens Koningshuis verzamelaar Van Grinsven gaat het waarschijnlijk om spelden die onderdeel maakten van het uniform van onder andere de koetsiers van het Koninklijke Huis. Deze droegen een witte kraag (plastron) die met een speld met kroon bij elkaar gehouden werd. Mogelijk dat Bruijne dit als chauffeur ook gedragen heeft op zijn uniform/kostuum bijvoorbeeld als reversspeld.

Als onderdeel van de medische zorg bij de RAF krijgen de militairen ook vaccinaties. Helaas blijkt Bruijne een negatieve reactie op een vaccinatie te hebben die zo hevig is dat deze uiteindelijk zijn dood tot gevolg zal hebben op 19 september 1943. Hij ligt begraven in Scarborough waar hij zijn RAF opleiding kreeg. Na de oorlog ontving zijn familie de oorkonde die voor alle gevallenen verleend werd.

Foto’s van de monumenten via: https://aircrewremembered.com/1943-09-19-loss-of-gerard-bruijne.html

Verder zou er voor hem nog een postuum verzetsherdenkingskruis aangevraagd worden, vermoedelijk door zijn moeder Quirina.

In het boek Oranjehaven staat een kort verhaal over Anton Schrader die zich liet rijden in de auto van Wilhelmina met Bruijne als de chauffeur. Het wagenpark van het koningshuis was ondergebracht bij de Centrale Keuken in Rijswijk en stond ten dienste van de voedselvoorziening tijdens de bezetting. De Centrale Keuken was een mooie dekmantel voor de illegaliteit die hen ook in de gelegenheid stelde door Nederland te rijden met de auto’s van het koningshuis. Als chauffeur was hij direct betrokken bij het verzet en het transport van (militaire) vluchtelingen – activiteiten waarvoor de Duitsers de doodstraf gaven.

In het boek wordt een voorval beschreven waar Bruijne de chauffeur was. Ze haalden een gestrande Nieuw Zeelandse radiotelegrafist op in Utrecht maar werden op de terugweg gestopt door de “Grüne Polizei” die vervoer zocht voor een gestrande Duitse Generaal. Deze werd meegenomen naar Den Haag en afgezet en de Nieuw Zeelander kon ook zonder problemen meegenomen worden – die had de hele weg geslapen en het voorval waarschijnlijk niet eens bewust meegemaakt…

Een emotioneel punt is de foto van Bruijne die niet meer bekend was, bij de Oorlogsgravenstichting niet en ook bij het Engelandvaardersmuseum niet dus dit blog kan daar gelukkig een bijdrage aan leveren en dit oorlogsslachtoffer weer een gezicht geven.

Dit is 1 van de 2 foto’s die bij de groep zaten, de andere is digitaal ter beschikking gesteld aan de oorlogsgravenstichting en het Engelandvaarders museum.

Met dank aan Erik Hovinga door wie ik deze groep aan mijn collectie toe kon voegen als de volgende tijdelijke beheerder van dit stukje geschiedenis

Bronnen:

Oranjehaven, Paul van Beckum, 1992

https://oorlogsgravenstichting.nl/personen/22580/gerardus-bruijne

http://www.rafcommands.com/database/wardead/details.php?qnum=59339

https://aircrewremembered.com/1943-09-19-loss-of-gerard-bruijne.html

Atjeh – Shields: Peurise Awe & Teumaga

Part of the standard equipment for an Aceh warrior was the shield. Two basic types existed the Peurise Awe and the Peurise Teumaga.

The Peurise Awe was a round shield made of rattan and decorated with brass stars. The number of stars on the rattan shield are most often either 5 or 7.

Peurise awe with 7 stars

J. Klein Nagelvoort, Researcher and Author of the book “Toean Stammeshaus” gives some insight with his research on Aceh weapons. According to Stammeshaus the 7 stars are meant for military leaders or in the Aceh language Panglima’s and the version with 5 stars for regular warriors. If this is true is unkown but the 7 star version seems at least as frequent as the 5 star versions.

In place of the stars it could also be adorned with round pieces of brass with a starlike form within the circle and only a regular star in the middle.

Photo from internet – collection of the Dutch Military Academy – note the shield with round pieces of copper.
Shield of the same style as in the picture above.

Many small variations existed like pointed stars for example.

Aceh warrior with Blunderbuss and shield (peurisse awe) with pointed stars. Photo from internet.

For use in war the shields were often covered inside and outside with either dark cloth or red cloth. Many nails were then added to keep the cloth in place.

Photo from internet/Facebook – it seems to be a group of noblemen from Aceh based on the attire.

Shield covered in dark cloth and with many “nails” as discussed above.

The Peurise Teumaga is a brass shield also adorned with either stars or more often round pieces of brass. These shields are very plain and simple but effective. They generally have a rim that is pointed outwards. The enitre shield is made of hammered massive brass and will have concentric circles engraved.

Front and back of a Peurise Teumaga with the original cushion and handles.

Again J. Klein Nagelvoort, Researcher and Author of the book “Toean Stammeshaus” mentions that according to Stammeshaus and his research the brass shields were only used only by the direct followers of the Sultan of Aceh. These are always small in size, around 30cm and relatively rare!

This would mean the brass shield are relatively old, so from the 19th century, practically from before 1874 where the rattan versions were still in use in the early 20th century.

Photo from the Toean Stammeshaus exhibition and book by J. Klein Nagelvoort. Photo found on: https://www.stoopmanvos.nl/portfolio-item/toean-stammeshaus/

Heavy brass shield, Peurise Teumaga, of the same type as top left in the Stammeshaus picture.

Peurise Teumaga, compare with the top right shield in the large photo above which is very similar.

An excerpt from the writings of Stammeshaus describing two shields from the large group picture above.

The often seen cast brass shields or other types with many decorations are not Aceh shields as they are often described as. These come from the more Southern parts of Sumatra (Minang Kabau) and are not meant for war at all, they can be considered tourist pieces from the first half of the 20th century! These are also often called dancing shields for performances. As the are cast they break quite easily and many examples have parts broken off. You will never see a picture a Aceh warriors with this type of shield!

Minang Kabau, cast brass shield. This type of shield is not from Aceh and not meant for actual fighting. These are basically tourist pieces. Picture from internet.

Another variation are wooden shields. Although wooden shields did exist most examples seen today are tourist pieces and totally unfit for actual use in combat. I have not an original example in my collection.

There are many more variations and also sizes can be very different. Kreemer writes that shields in the Gajo area are generally larger e.g. ( J. Kreemer, Atjéh, 1922).

See also my other blogs regarding Aceh peudeung, status rencong and sirihcloth.

Oorlog, Verzet en strijd in Indië – Jan Rietveldt

Nederland heeft met de tweede wereldoorlog en de dekolonisatie die daarna volgde in Indië/Indonesië een periode gekend van 10 jaar aan ontberingen en strijd. Jan Rietveldt heeft die periode meegemaakt en daarin ook steeds een actieve rol gehad. Zijn medailles en bijbehorende papierwerk maar ook emblemen en een vals persoonsbewijs zijn via zijn familie in handen gekomen van Erik Hovinga en mocht ik in 2023 van hem aan mijn verzameling toevoegen.

Voor de oorlog was Rietveldt tijdens zijn dienstplicht opgeleid als onderofficier en hij werd in 1933 wachtmeester bij het 4e Regiment veldartillerie dat zich in Ede bevond. In 1939 werd hij gemobiliseerd en streed mee in de meidagen van 1940. Hiervoor ontving hij na de oorlog het Oorlogsherinneringskruis kreeg met gesp Nederland Mei 1940.

Dan begint de bezetting en ook hierin zal Rietveldt een actieve rol spelen. Bij de verzetsgroep Geheime Dienst Nederland, ook wel bekend als de Groep Herman. September 1944 kort na het begin van de Operatie Market Garden gaat hij over naar het verzet in Ede, naar de groep van “Bill” (Derk Wildeboer) die onderdeel zijn van de net opgerichte Binnenlandse Strijdkrachten (BS) waarin al het verzet verenigd wordt op last van de Koningin. Rietveldt wordt plaatsvervangend commandant van de groep Ede (Binnenlands Gewest 6 – Veluwe) onder de schuilnaam “Lex”.

September 1944 is de maand dat operatie Market Garden plaats zou vinden. Dit was een grote Airborne actie die bedoeld was om de brug van Arnhem over de Rijn te veroveren en zo de doorgang van de geallieerde troepen over de bruggen mogelijk te maken. Hierover is genoeg geschreven dus dat zal ik hier niet herhalen. Ede was één van plekken waar een grote groep parachutisten gedropt werd. Na het mislukken van de actie bleven er veel parachutisten achter in de omgeving die dus nog steeds in Duitse handen was. Velen werden door het verzet verstopt en uiteindelijk werden twee pogingen gedaan om die troepen naar bevrijd gebied te brengen. Die twee acties staan bekend als Operation Pegasus (naar het gevleugelde paard dat het embleem was van de Engelse Airborne troepen). Er waren twee volgtijdelijke acties dus Pegasus I en II. De acties werden georganiseerd door de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) van Ede waar Rietveldt dus inmiddels (een?) plaatsvervangend commandant was en dus een rol in beide acties zou hebben als belangrijk staflid van de lokale BS!

Pegasus I wordt algemeen als een groot succes beschouwd waarbij rond de 138 mensen teruggebracht zijn naar bevrijd gebied. Vooral parachutisten maar ook bemanningen van vliegtuigen en verzetsmensen zoals Douw vd Krap die na de oorlog de Militaire Willemsorde verleend krijgt. In het citaat van zijn Willemsorde wordt ook vermelding gemaakt van de oversteek over de Rijn.

Bij de BS in Ede is Derk Wildeboer (alias Bill – Big Bill) de commandant die na de oorlog voor zijn verzetsdaden een Bronzen Leeuw verleend krijgt met name voor zijn rol in de Pegasus I actie. De groep mensen die bij het verzet in Ede en specifiek de Pegasus acties betrokken is was natuurlijk veel groter maar slechts enkelen worden met een onderscheiding beloond. Twee leden van het verzet uit Ede /de BS, Peelen en De Nooij, wordt een Kruis van Verdienste verleend voor het gevaarlijke werk dat zij verrichten gedurende Pegasus I. De belangrijkste onderscheiding is echter voor een Engelse Airborne officier, Dobie, aan wie na de oorlog een Militaire Willemsorde verleend wordt als de “architect” van Pegasus I.

Na het succes van de eerste actie wordt Pegasus II gepland om de resterende achtergebleven parachutisten en anderen in tweede instantie ook naar bevrijd gebied te brengen. Deze actie draaide op een mislukking uit mede doordat de actie overgenomen wordt door de militairen die adviezen van het verzet naast zich neerleggen tijdens de uitvoering van de vluchtpoging. Uiteindelijk bereikt maar een handvol mensen de veiligheid bij deze tweede actie.

Abraham du Bois had een belangrijke rol in de tweede actie. Hij was voor de tweede keer geparachuteerd in Nederland. Eerst als onderdeel van een Jedburgh team ten behoeve van Market Garden en de tweede keer met als specifieke opdracht om achtergebleven para’s door de linies te krijgen. Hij had een belangrijke rol in de voorbereidingen van Pegasus II maar moest uiteindelijk het commando overdragen aan een Britse majoor waardoor de invloed van het Nederlandse (Ede) verzet bij de uitvoering helaas beperkt was. Du Bois werd later opgepakt en gefusilleerd, hij kreeg postuum een Bronzen Leeuw verleend.

Verder had Rietveldt nog een belangrijke rol in de mislukte wapendropping bij Lunteren (Keuenklep). Daarbij worden uiteindelijk 17 verzetsmensen opgepakt die allen de dood vonden. Een tiental verzetshelden wordt in mijn woonplaats Amersfoort gefusilleerd aan de Appelweg waar nog steeds een monument staat ter nagedachtenis aan hen. De kogelgaten zijn nog zichtbaar in de muur. Dit is een vergeldingsactie omdat enkele dagen eerder een foute politieman door het verzet is doodgeschoten in Amersfoort. Er is geen link tussen de verzetsleden die betrokken zijn bij de aanslag en de verzetsleden van de wapendropping. Alle mannen die opgepakt zijn met betrekking tot de wapendropping zijn echter voor hun transport naar Amersfoort al ter dood veroordeeld. Voor de vergeldingsactie zijn ter dood veroordeelden uit Kamp Amersfoort gebruikt, in dit geval dus zonder betrokkenheid tot de aanslag op de politieman.

Foto van Wikipedia

Voor zijn dienst in de Binnenlandse Strijdkrachten krijgt hij de herinneringsspeld BS en in 1981 zal hij het in 1980 ingevoerde Verzetsherdenkingskruis ontvangen. Zoals voor de meeste verzetsmensen blijft het bij deze decoraties voor hun levensgevaarlijke inzet tijdens de oorlog.

Bij de papieren zit ook een Persoonsbewijs dat hij vermoedelijk droeg bij zijn verzetswerk. Het is natuurlijk een vervalst PB. Het persoonsbewijs zelf lijkt origineel (er zijn ook door het verzet valse versies gedrukt) maar het lijkt hier te gaan om een gestolen blanco versie. De naam is namelijk niet te traceren in Brunssum waar deze geboren zou zijn. Verder is de persoon niet ingeschreven op het adres dat in het PB staat en uiteraard is de foto wel van Rietveldt maar de naam is een andere. (met dank aan de input via de Facebook groep Persoonsbewijzen.nl)

De groep leden van de Binnenlandse Strijdkrachten die na de oorlog door wil vechten is groot. Het eerste idee is dat er een bataljon is dat dienst zal doen in Duitsland als wachtbataljon maar de plannen veranderen al snel naar de bevrijding van Indië dat op dat moment nog bezet is door Japan. Binnenlandse Strijdkrachten gewest 6, Veluwe, wordt het Oorlogsvrijwilligers (OVW) Regiment 1-8 van de infanterie met als bijnaam het Veluwe bataljon met een passende haan als symbool op hun eenheidsembleem dus ook wel met de bijnaam “de Haantjes”. Het bataljon was één van de batlajons binnen de U-Brigade.

Het embleem van het Veluwe Bataljon en dat van de U brigade uit de nalatenschap van Rietveldt.

Rietveldt wordt aangesteld als een compagniescommandant bij deze eenheid en wordt tijdelijk benoemd in de rang van eerste luitenant in juni 1945.

Rietveldt als eerste luitenant, compagniescommandant bij de BS het Veluwe Bataljon, 1-8 RI

Als duidelijk wordt dat de eenheid doorgaat naar Indië krijgt hij in September de tijdelijke rang van Kapitein en in 1947 zelfs de rang van Majoor. Hij is de commandant van de 5e compagnie. In Indië wordt deze compagnie na verloop van tijd opgedeeld om de andere compagnieën te versterken. Het restant van de mannen en de officieren gaan over naar de 2e compagnie waarvan hij de commandant zal zijn voor het verdere bestaan van de eenheid in Indië. In het boek van Gerben Visser over de Haantjes wordt Rietveldt bijgenaamd “de grote haan”.

Op deze website is een kort overzicht te zien van de geschiedenis van de eenheid in Indië. Na het vertrek uit Nederland blijkt dat ze in eerste instantie van de Engelsen geen toestemming krijgen om naar Java te reizen waardoor ze een tussenstop van enkele maanden op Malakka maken. Tijd die ze gebruiken om te wennen aan het klimaat en de eenheid te trainen. In maart 1946 komen ze aan op Java maar vlak voor het einde van dat jaar gaan ze over naar Sumatra waar ze ook de 1e politionele actie meemaken. Alle eenheden die bestaan uit oorlogsvrijwilligers worden in de loop van 1948 gedemobiliseerd en komen niet meer in actie bij de 2e politionele actie.

Rietveldt op kanon. Hij en de mannen zijn gekleed in de bekende camouflage overalls. Foto van internet.

De eenheid komt in 1948 naar Nederland terug zoals de meeste OVW eenheden en in 1949 wordt hem eervol ontslag verleend maar hij zal bij het leger betrokken blijven als reserve officier. Het is dan sinds de mobilisatie van 1939 ruim 10 jaar dat hij geen normaal bestaan als burger gehad heeft, veel ontberingen en stress gekend heeft en daarbij veel medeverzetsmensen en militairen het leven gelaten hebben.

In 1975 wordt hij voor zijn werk bij Verkeer en Waterstaat zoals het toen heet benoemd tot Ridder in de orde van Oranje-Nassau, mogelijk in verband met zijn pensioen bij rijkswaterstaat waar hij rayonchef was.

NRC 1975 via Delpher

Een lijst met zijn belangrijkste emblemen en medailles en onderscheiding bevinden zich nu in mijn verzameling zoals boven al benoemd. Hier een overzicht van de items in de lijst:

Bronnen:

Wikipedia: Jan Rietveldt

Facebook groep Persoonsbewijzen.nl en https://www.gerhardbadrian.nl/

Ben Verduijn: Fatale dropping Keuenklep 8/9 maart 1945 (Rietveldt wordt in het boek Rietman genoemd)

Cees Haverhoek: Get ’em out – Pegasus I en II

Gerben Visser: De Haantjes in vogelvlucht

Pieter Brugman: Naar de Oost

Delpher

Kamp Levantkade – Loods Commandant Goossens

Na de oorlog worden grote hoeveelheden “foute” Nederlanders voor onbepaalde tijd geïnterneerd. Het gaat om mannen, vrouwen en zelfs kinderen. Het gaat om mensen die NSB lid waren, vrouwen die bevriend waren met Duitse militairen maar ook Nederlanders die actief waren met en voor de bezetter zoals leden van de WA, de weerbaarheidsafdeling van de NSB of leden van de Waffen SS. Mensen zaten zonder proces vast dus ook onschuldigen konden maanden daar verblijven voor de situatie opgehelderd was. Een groot deel van deze Nederlanders uit Amsterdam kwamen in het Kamp Levantkade. Oude loodsen van de KNSM die in de oorlog beschadigd waren.

Het kamp heeft in 1945 en ’46 (toen het opgeheven werd) tot 6000 gevangen gehad. Er zijn opstanden geweest, er hebben mishandelingen plaatsgevonden en er zijn ook doden gevallen. Duidelijk is dat de toestand er erg slecht was en wraakgevoelens vaak nog hevig leefden onder bewakers en andere betrokkenen. Ook eind 40er jaren was er al aandacht voor de wantoestanden in deze kampen waarover meerdere boeken geschreven zijn.

Over het kamp bestaan veel foto’s en ook zijn er verschillende artikelen online terug te vinden. Deze van Ad van Liempt schetst een hevig beeld van de situatie in het kamp. Algemene informatie is terug te vinden op deze wikipedia pagina.

In mijn verzameling zitten een aantal items van reserve Kapitein Goossens van de Binnenlandse Strijdkrachten die Loods Commandant was van dit kamp tussen 1945 en ’46.

Goossens was voor de oorlog al reserve officier en in 1940 actief in de strijd tegen de Duitsers waarvoor hem ook het oorlogsherinneringskruis verleend is.

Hij was actief als onderdeel van Commando Zeeland en hij heeft zijn activiteiten als commandant van de 1e compagnie van het IIIe bataljon van het 38e regiment infanterie in de meidagen ook beschreven en dit document is bewaard gebleven en in het bezit van het NIMH waar deze te bekijken is.

Over zijn activiteiten in de oorlog heb ik nog geen informatie gevonden maar hij kreeg ook het herinneringsembleem Binnenlandse Strijdkrachten. Vanaf wanneer hij hierin betrokken was en of hij actief in het verzet was is nog onbekend.

In ieder geval werd hij na afloop van de oorlog onderdeel van de staf van het Militair Gezag in Amsterdam en vervulde hij de rol van Loods Commandant bij bij de afdeling interneringskampen al vanaf 7 mei 1945, nog voor de formele ingebruikname van het Kamp Levantkade.

Zoals de onderstaande kaart liet zien is hij al vanaf juli ’45 verbonden aan het Kamp Levantkade vanuit de Binnenlandse Strijdkrachten.

In de nalatenschap zaten ook twee tekeningen over het kamp!

Ook bijzonder om te zien op welk papier ze getekend zijn:

Zo samen vormt het een interessante groep met betrekking tot een relatief onbekend stukje Nederlandse (militaire) geschiedenis.

Met dank aan Erik Hovinga.

GSS Raaf en de SS Mossel, hulpbetoon beloond 1917, KPM Stuurman Wichers

De aanschaf van een sigarettendoos met een interessante gravering is het begin van een kleine historische zoektocht. De uitkomst is hieronder te lezen….

Krantenbericht uit 1917 (via Delpher)

Het Gouvernements Stoom Schip Raaf was in 1917 al een oudje. Het was oorspronkelijk in 1875 in Amsterdam te water gelaten. Op 28/29 januari 1917 maakt het schip water, de machinekamer komt ook onder water te staan waardoor het schip praktisch stuurloos is. Dit alle vindt plaats nabij het kleine eilandje Tanakeke in de omgeving van Celebes in het toenmalige Nederlands Indië. Twee vaartuigen die te hulp komen weten het schip vlot te trekken op een zandbank en de bemanning kan gered worden. Hier is de SS Mossel er een van. De Mossel is een stoomschip van de KPM (Koninklijke Pakketvaart Maatschappij – zij onderhielden zowel een soort veerdienst als logistieke service tussen de eilanden van Indonesië). De heer Ponsen is de kapitein en de heer Wichers is de stuurman van het schip.

Nadat het schip gestrand is wordt een poging gedaan het te redden. De machinekamer wordt leeggepompt en de machines worden weer opgestart door de minimale bemanning die naar het schip teruggebracht is. Alles lijkt te lukken en de SS Mossel en de Mataram zijn hierbij betrokken en proberen de Raaf vlot te trekken van de zandbank. Hierbij gaat het alsnog mis. Het GSS Raaf vergaat definitief en de bemanning is wederom te water. Allen worden gered op de Mossel waarbij het zoeklicht van de Mataram hulp biedt bij het uivoeren hiervan. Zelfs de scheepshond en kat worden naar de Mossel overgebracht.

Zowel de kapitein als de stuurman van de SS Mossel van de KPM worden hiervoor nadien (augustus) beloond. Ponsen de kapitein krijgt een gouden zakhorloge en Wichers de stuurman krijgt een verguld zilveren sigarettenkoker aangeboden door de regering!

Krantenbericht uit 1917 (via Delpher)

Meer dan 100 jaar na dato komt de sigarettenkoker van Wichers, in de oorspronkelijke doos in mijn collectie. De doos is geleverd aan de regering door Van Arcken & Co, de bekendste juwelier van het toenmalige Indië.

Van de teloorgang van de GSS Raaf is ook nog een interessant stukje geschreven. Een kopie daarvan kwam mee met de sigarettendoos. De oorspronkelijke bron van het stuk heb ik nog niet achterhaald.

Indonesian revolution – Special Police or Polisi Istimewa

An interest for further research of mine are the revolutary groups from the war of independence of Indonesia. Here a very rare armlet for the Special Police as it existed only in 1945/46.

Text adapted from Wikipedia:

Formed in late 1945 as a special police corps named Pasukan Polisi Istimewa (Special Police Troops) with the task of disarming remnants of the Japanese Imperial Army and protecting the chief of state and the capital city. Under the Japanese, it was called Special Police Unit (特別警察隊, Tokubetsu Keisatsutai). It fought in the revolution and was the first military unit to engage in the Battle of Surabaya under the command of Police Inspector Moehammad Jasin.

On 14 November 1946, Prime Minister Sutan Sjahrir reorganised the Polisi Istimewa into the Mobile Brigade (Mobrig). This Corps was reconstituted to suppress military and police conflicts and even coups d’etat.

On 1 December 1947, Mobrig was militarized and later deployed in various conflicts and confrontations like the PKI rebellion in Madiun, the Darul Islam rebellion (1947) etc.

So far I have not found any images of similar armlets being worn and only one other example of Polisi Istimewa in the collection of Museum Bronbeek but that has a very different form and look! My version looks quite a lot like the Japanese armlets that were worn in Indonesia during WW2.

If you have more info please let me know!

Atjeh – Sirihdoek (buidel) accessoires – Bungkoih Ranub

KNIL militairen verzamelden vaak de lokale etnografica om een beter beeld te krijgen van de bevolking en de plaatselijke gebruiken beter te begrijpen. Zo komt er een grote diversiteit aan materiaal uit het voormalige Nederlands Indië in Nederlandse musea en in particuliere verzamelingen. De regio Atjeh in Noord Sumatra was een groot deel van de koloniale tijd in oorlog met de Nederlandse koloniale bezetters dus er was een constante aanwezigheid van KNIL militairen in deze regio. Daarom zijn er uit deze specifieke regio ook veel wapens en andere etnografica in collecties.

De sirihbuidel zoals deze gedragen werd. In dit geval met een bos schijnsleutels als tegengewicht. Fotofragment collectie Tropenmuseum.

Een heel specifiek gebruik in Noord Sumatra was de sirihbuidel die door Atjehse mannen gedragen werd. Hierin werden de toebehoren bewaard die nodig waren voor het gebruik van de Sirih, die gepruimd werd. Het was ook een optie om status (sociaal en financieel) aan te duiden.

Typische geruite Sirihdoek met schijnsleutels en Gayo zilveren/suassa sierpunt!

Het boek van J. Kreemer, Atjéh uit 1922 (deel I) geeft een goede beschrijving van deze buidel en haar gebruik:

Een fragment van Plaat VIII uit het boek met 2 voorbeelden van een sirihdoek

In mijn verzameling bevind zich een fraaie selectie varianten van de deze sleutel en instrumentensetjes. Zonder context zullen weinig mensen begrijpen/herkennen waar het hier om gaat waardoor ze ook moeilijk te vinden zijn en relatief zeldzaam. Instrumenten als oorsmeerlepels, neushaarpincetten en tandenstokers maar ook voor mij onbekende attributen.

Een drietal sirihsetjes komen uit de nalatenschap van KNIL majoor Picard.

Typische Atjeh set waarbij de twee neushaar pincetten voorzien zijn van blauw emaille. Daarnaast een zilveren sirih doosje en aan één punt een typische hanger (sierpunt) die vaak aan alle punten van de sirihdoek bestonden.
Deze set lijkt wat zuidelijker van Atjeh te zijn, mogelijk zelfs Minang maar komt ook uit de Picard nalatenschap.
Set met een sirih en kalkdoosje in zilver met kleine lepeltjes als toebehoren.

Daarnaast zijn er nog een aantal losse setjes zonder provenance maar is de kans natuurlijk groot dat ook deze door KNIL militairen naar Nederland gebracht zijn. De setjes met sleutels zijn meestal messing/geelkoper. Beide sets in de collectie hebben een drietal ringen. eentje waarbij sleutels toegevoegd en afgehaald kunnen worden en dan een grote ring met hoekige kanten en een kleinere en veel dikkere ring als eindstuk. Dit is identiek aan de variant die Kreemer in het boek laat zien (plaat VIII linkerkant).

De setjes met alleen “instrumenten” zijn allen van zilverkleurig materiaal waarbij sommige setjes echt zilver lijken te zijn en sommige van een soort alpaca achtig materiaal. Varianten met emaille zijn extra zeldzaam en ook daarvan zijn er enkele varianten in mijn collectie. De instrument setjes hebben vaak maar een enkele ring. dit is zo op de plaat van Kreemer en ook de varianten in mijn eigen collectie.

Twee soortgelijke setje waarbij ook groen en blauw emaille gebruikt is. Dit zijn typische Atjehse sets uit de 19e eeuw tot heel vroege 20e eeuw.

Nog een typische Atjeh set, wat groter en grover en zonder emaille.
Een wat fijner setje in zilver met daarin twee instrumenten die in de andere sets niet voorkomen
Groep Atjehse mannen met meerdere sirihdoeken. Foto KITLV

Zie ook mijn blogs over een Atjehse peudeung en status rentjongs.